Het oudste huis van Venlo ligt niet op de plaats waar het behoorde te liggen, in de oude binnenstad, maar een stuk buiten de gewezen wallen. Het is Huize Stalberg, een zeventig meter terzijde van de Stalbergweg gelegen. Er wordt verteld dat dit oude jachtslot is gebouwd ten gerieve van de keizers van het Heilige Roomse Rijk. Zij zochten hun vertier in het jagen op hert en zwijnen in het oerwoud, dat in die dagen het grootste gedeelte van Nederland nog bedekte.

Van dat oerwoud is niet meer over dan hier en daar een klein, vergeten lapje en een van die lapjes ligt tien meter achter mijn huis. Dat lapje vond ik toen ik er 36 jaar geleden kwam te wonen en noch mijn aanwezigheid noch enig andere zichtbare activiteit heeft er iets aan veranderd. En toch is het veranderd. Toen ik er kwam te wonen blakerden zich hagedissen en boomkikkers in de zon. Er kwamen ringslangen voor en hazelwormen. Tegenwoordig zie ik er nooit meer wat van. Zure regen, toename van het ozongehalte in de lagere delen van de atmosfeer, veranderingen in het grondwaterpeil, ik kan de oorzaak niet raden. Maar tevens staat vast dat veranderingen in de ons omringende natuur al ouder zijn. De vorige keer had ik het over de oude, thans weer herdrukte Verkade-albums. Het oudste is van 1905 en de afleveringen die Jacques Thijsse tussen 1905 en 1913 schreef zijn zuivere natuurbeschrijvingen waarin niet gezocht werd naar het buitennissige of zeldzame maar juist voor het dagelijks voorkomende en voor iedereen vindbare, wil Thijsse de belangstelling van de lezer wekken.

Toerisme van toen


Dat zal dan tevens de stof worden voor het volgende (negende) album.

Waterdruppel
Men kan de kosmos leren kennen door een waterdruppel onder de microscoop te leggen. Men hoeft de Gran Canyon niet te bezoeken om de wereld te leren kennen, noch de lagunes van Venetië. Het enige dat nodig is, is een oplettend mens te zijn. Dan beklimt men de Rode Klif in Gaasterland en weet dat die helling nog genoemd wordt in de Roos van Dekema, een roman van Jacob van Lennep. Dan bezoekt men Genemuiden en ziet dat elke steeg en stoep volgestouwd is met zo juist geoogste biezen. Voor altijd weet men nu de oorsprong van de Genemuider matten. Muiden wordt bezocht en het Slot bekeken; Naarden is nog altijd een vesting waar buiten de wallen niet mag worden gebouwd om het schootsveld van het geschut vrij te laten Door de nauwe poorten wringt zich de Gooische Stoomtram een baan. De door Pieter Corneliszoon Hooft beschreven gru,velen door de Spanjaarden in Naarden bedreven gaat Thijsse zwijgend voorbij. Hij blijft schoolmeester en kinderen zijn zijn lezerspubliek. De tocht eindigt waar ze begon, in Enkhuizen. De Drommedaris vinden de reizigers maar een plompe toren maar ze zijn ruimhartig genoeg om zich te verheugen in de restauratie die al goed vordert. Die gouden oude tijd. Was die tijd wel zo goed? Kees Hana die de heruitgave van de albums organiseert pikt tegelijk een krant uit die dagen op. Bericht omtrent een ongeval dat ijskoud eindigt met de mededeling: 'Gelukkig werden geene personen uit den hoogeren stand getroffen'. Apartheid is dus niet alleen van vandaag.
*  Huize Stalberg, het oudste huis van Venlo

Maar waar zijn ze gebleven? Wie ziet er nog wel eens een otter, een atalantavlinder of zelfs een meikever of de schrijverkes van Guido Gezelle?

Rust
De literatuurgeschiedenis kent meerdere natuurbeschrijvers. Om er maar een te noemen, de onvergelijkbare Izaak Walton die in het midden van de 17e eeuw een boek schreef onder de titel: The Compleat Angler een samenspraak tussen een hengelaar, een valkenier en een jager, maar dat ondanks de min of meer technische opzet altijd het voorbeeld bij uitstek zal blijven van de beschrijving van de vreugden die men ondervindt op een dag in de vrije natuur in de lauwe zonneschijn. Dle onbekommerde rust vindt men ook bij Thijsse terug. Hij bekijkt plant en dier met toewijding en interesse maar alle naarstigheld is hem vreemd, hij heeft geen haast, hij neemt er een kwartiertje voor om te bekijken hoe een vlinder een bloem van een lupine bestuift. En ondanks dat schijnt hij te voorvoelen dat de wereld gaat veranderen. In de eerste delen beschrijft hij de natuur in de

vier jaargetijden, hij tuurt in sloot en plas, bekijkt de bonte bloemen die de weide omzomen. Maar hij is altijd stationair, zijn ogen dwalen rond maar hij zelf schijnt een vaste stek te hebben van waaruit hij zich maar node enige meters verplaatst.

Toerist
Maar dan opeens wordt hij er zich van bewust dat dit alles niet zo kan blijven. Het was kort voor het rampzalige jaar 1914, ook toen woelde alles om verandering en Thijsse zag het als zijn taak de wereld die gaat verdwijnen nog eenmaal te beschrijven voor die verandering een feit zou zijn. De drooglegging van de Zuiderzee is niet langer een stof voor praatjes van fantasten, de plannen zijn nog lang niet rijp, ma r eens zal de dijk er zijn die de rumoerige binnenzee tot een afgesloten meer zal maken. Thijsse is daar geen tegenstander van hij is voor alles de man van de voor uitgang, maar hij wil het nog eenmaal al lemaal zien' Hij wordt toerist. Hij gaat niet naar Madrid of Florence, maar met zijn vrouw neemt hij in Enkhuizen de boot naar Stavoren en daar laden ze hun fietsen uit voor een wonderlijke tocht rondom de oude binnenzee.